Wat is de betekenis van betrekkingen?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

betrekkingen

(1974) (Vlaanderen, euf.) geslachtsgemeenschap; coïtus. • Zij vroegen zich af of zij geen hinder of pijn zouden voelen tijdens de betrekkingen. (Vrouw en Wereld, januari 1974) • Hij beloofde haar "genoeg goets" en had betrekkingen met haar. (Fernand Vanhemelryck: Heksenprocessen in de Nederlanden. 1982) • ‘Hoe regelmatig...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

betrekkingen

betrekkingen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord betrekking

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

betrekkingen

Geslachtsdaad, coïtus; ook: geslachtsgemeenschap, in de verb. (met iem.) betrekkingen hebben. Zij vroegen zich af of zij geen hinder of pijn zouden voelen tijdens de betrekkingen, Vrouw en Wereld jan. 1974, p. 29. Sam.: geslachtsbetrekkingen, geslachtsgemeenschap.