Wat is de betekenis van betrappen?

2024-10-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

betrappen

betrappen - Werkwoord 1. (ov) iemand ~: getuige worden van het feit dat iemand iets (verbodens) doet en wat verborgen had moeten blijven De dief werd door de politie op heterdaad betrapt. De man werd betrapt op het rijden door rood licht....

2024-10-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

betrappen

betrappen - regelmatig werkwoord uitspraak: be-trap-pen 1. merken dat iemand bezig is iets te doen wat niet mag ♢ de meester betrapte Pim toen hij zat te spieken Regelmatig werkwoord: be-trap-pen ik betrap ...

2024-10-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Betrappen

v., bitraepje, bitrappe, (at)trappearje, snappe, oer it mad, mêd komme.

2024-10-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-10-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

betrappen

betrapte, h. betrapt (1 treden op w.i.g.; 2 verrassen): 1. hooi betrappen; 2. iemand op een leugen, een diefstal betrappen; een dief betrappen.

2024-10-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

betrappen

(bə'trappən) (betrapte, heeft betrapt) 1. trappen op : het hooi -. 2. iemand bemerken of in zijn macht krijgen terwijl hij iets ongeoorloofds doet: een dief -. →: daad. Syn. vangen, vatten, verrassen. 3. iemand overtuigen van wat hij bedreven heeft : iemand op een leugen -; zich op iets -, een onwillekerige aandoening of handeling opeen...

2024-10-16
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Betrappen

denom. van ’t oude trappe == val, strik om dieren te vangen. Denk ook aan de Noordamerik. „ Trappers".

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Betrappen

(betrapte, heeft betrapt), 1. treden op; 2. de bedrijver van iets kwaad bij die handeling ver rassen, overvallen: op heterdaad betrapt; iemand op een leugen -, op diefstal betrappen; spr.: eens betrapt, tienmaal gedaan: (oneig.) zich op iets bij zichzelf iets waarnemen dat men moet afkeuren; de geheimen der natuur betrappen, tersluiks waarnemen.