Wiktionary (2019)
bespannen - Werkwoord 1. (ov) overspannen met weefsel, draden, snaren enz 2. (ov) trekdieren spannen aan, voor bespannen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van bespannen Woordherkomst voltooid deelwoord van bespannen Antoniemen onbespannen Verwante begrippen [2] inspannen, optuigen, tuigen, voors...
Van Dale Uitgevers (1950)
(bespande, heeft bespannen), 1. iets overspannen, bedekken met gespannen weefsel, draden, enz.: een met doek bespannen mam; een viool met snaren bespannen. 2. trekdieren spannen aan, voor: een rijtuig met paarden bespannen. 3. (gew.) (plaats) innemen.
M. J. Koenen's (1937)
bespande, h. bespannen (1 spannen over, op; 2 spannen voor): 1. e. viool met snaren bespannen; 2. wagens met vier paarden bespannen.
Jozef Verschueren (1930)
(bə'spannən) (bespande, heeft bespannen) 1. spannen over : een viool met snaren -. 2. spannen voor : een wagen met twee paarden -. 1. Eig. het bespannen. 2. Metn. de voorgespannen paarden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(bespande, heeft bespannen), iets overspannen, bedekken met gespannen weefsel of sna- ren: een gitaar, een racket bespannen.
J.H. van Dale (1898)
BESPANNEN, (bespande, heeft bespannen), over-, omspannen (met de hand); — (muz.) eene viool met snaren bespannen, snaren erop spannen; — een rijtuig met paarden bespannen, ervoor gespannen. BESPANNING, v. (-en), het bespannen; het span paarden; het voorgespannen paard, voorspan.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
