Wat is de betekenis van beschaamd?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beschaamd

beschaamd - Bijvoeglijk naamwoord 1. vol met de neiging zich te verbergen voor anderen, verlegen De beschaamde ouders wilden niet onderkennen dat hun jonge dochter zwanger was. beschaamd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van beschamen Woordherkomst Voltooid deelwoord...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beschaamd

beschaamd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-schaamd 1. onbehaaglijk, schuldig gevoel ♢ de doelman die er vijf ballen doorliet verliet beschaamd het veld Bijvoeglijk naamwoord: be-schaamd ... is beschaamder dan .....

2024-04-25
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

beschaamd

verlegen Mijn vader en ik proberen haar voor omvallen te behoeden, allebei even triest, even beschaamd, even bezorgd. Zij merkt daar niets van, in haar homerische toorn. (Tom Lanoye, Sprakeloos) In Nederland is men 'beschaamd' over iets wat gebeurd is; men voelt schaamte. In België is 'beschaamd' synoniem me...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

beschaamd

(bn.) in België vaak een karaktertrek, niet afhankelijk van een bepaalde situatie: verlegen, schuchter.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

beschaamd

Verlegen, schuchter. Als ik hem af en toe wat meebracht uit de tuin... dan aanvaardde hij het dankbaar en beschaamd, DE PILLECYN 1962, 44. Afl.: beschaamdheid, verlegenheid, schuchterheid.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beschaamd

adj. & adv., biskamme, skamsum; — staan, to, foar skande stean; iem.doen staan, immen to, foar skande sette.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beschaamd

bn. bw. (-er, -st), 1. vervuld v. schaamte; zich schamende over iets dat men zelf doet of van anderen ondervindt: iem. beschaanul maken; daar stond hij beschaamd en verlegen; — met beschaamde kaken, blozende v. schaamte, beteuterd, verlegen. 2. (Zuidn.) schuchter.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beschaamd

bn., bw. (1 zeer verlegen; zich schamende; 2 blozende, rood van schaamte): 1. iem. beschaamd maken; beschaamd doen staan; beschaamd zijn over; 2. met beschaamde kaken staan.