Wat is de betekenis van Beschaafd?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beschaafd

beschaafd - Bijvoeglijk naamwoord 1. net en goed opgevoed De beschaafde jongen gaf zijn plaats in de bus aan de oudere man. 2. een hoge ontwikkeling hebbend De Engelsen vinden zich een beschaafd volk, maar als ze alcohol gebruiken kun je dat niet van iede...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beschaafd

beschaafd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-schaafd 1. met goede manieren, zoals het hoort ♢ haar nieuwe vriend maakt een beschaafde indruk 2. niet primitief ♢ de polen horen tot de beschaaf...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beschaafd

adj. & adv., biskaefd, bislipe.

2024-04-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beschaafd

bn. bw. (-er, -st), 1. niet meer in natuurstaat levende: de beschaafde volken (in tegenst. met de wilden). 2. blijk gevende van hogere beschaving en zorgvuldige opvoeding: beschaafde manieren; de beschaafde stand; iem. uit beschaafde kring; de beschaafde omgang; een beschaafde vrouw, ontwikkeld; een beschaafd g...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beschaafd

I. bn., bw. (1 van een volk of maatschappij: niet meer in een onontwikkelde natuurstaat verkerende; 2 welopgevoed, welgemanierd, goed onderwezen): 1. beschaafde volken; 2. een beschaafd man; beschaafde manieren; een beschaafde uitspraak, in beschaafde kringen gehoord wordend. II. o. (met algemeen: de taal, algemeen gebruikt in de beschaafde kringe...

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beschaafd

(bə'scha:ft) bn. en bw. (-er, -st) 1. al ontwikkeld, niet meer in de natuurstaat verkerend : de -e volken. Tgst. →: barbaars. 2. goed opgevoed : de -e kringen; een jongeling, van manieren. 3. van een beschaafde : de -e taal; een -e uitspraak. Syn. →: beleef.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Beschaafd

I 1. bn. en bw. (-er, -st), . niet meer in natuurstaat levende: de beschaafde volken; 2. blijk gevend van hogere beschaving en zorgvuldige opvoeding: beschaafde manieren; een beschaafde vrouw, ontwikkeld; een gezicht, uiterlijk; II de beschaafde uitspraak van een woord, een taal, de beschaafde taal, die in beschaafde kringen gehoord wordt.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)