Wat is de betekenis van berouwen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

berouwen

berouwen - Werkwoord 1. (refl) zich ~ over; met persoon als onderwerp: spijt hebben van iets Lange berouwt zich nu over zijn hand- en spandiensten aan de grote fraudeurs. 2. (onpr) met persoon als meewerkend voorwerp: spijten Het berouwde he...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Berouwen

v., birouwe, birouje, rouwe, muoije, spite; het berouwt mij, it bikrûpt my.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Berouwen

(het berouwde, heeft berouwd), berouw doen hebben: die daad berouwt hem; — het zal u, ook gij zult het berouwen, ge zult er later spijt van hebben; (ook) ik zal het u inpeperen.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

berouwen

berouwde, h. berouwd (berouw, spijt, leedwezen veroorzaken): zijn zonden berouwen hem; die moeite zal u niet berouwen; refl. zich berouwen: ge zult het u berouwen, er berouw over hebben.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

berouwen

(bə'rouwən) (berouwde, heeft berouwd) 1. spijt doen hebben: die moeite zal je niet -; het berouwde hem, dat... 2. zich -, berouw hebben : ge zult het u berouwen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Berouwen

(berouwde, heeft berouwd), berouw veroorzaken: die daad zal je berouwen; zich berouwen ; berouw hebben over: dat zal hem berouwen, daar zal hij spijt van krijgen. Berouw is in de christelijke theologie nauw verbonden met de bekering (Gr. : metanoia), en kan volgen op de zonde. Zijn specifieke betekenis kreeg de term berouw binnen de joods-christeli...

2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Berouwen

BEROUWEN, (het berouwde, heeft berouwd), berouw hebben over die daad berouwt hem; — het zal u berouwen, ge zult er later spijt van hebben; (ook) ik zal het u inpeperen.