Wat is de betekenis van Berekenen?

2025-11-11
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Berekenen

(berekende, heeft berekend), 1. door rekenen vaststellen, uitcijferen: een grootheid, een bedrag, een som, een vraagstuk berekenen; — in ’t bijz.: nagaan hoeveel iets kosten kan, ramen: de kosten ener reis berekenen. 2. in rekening brengen: iem. weinig onkosten berekenen. 3. uit zekere gegevens iets afleiden, opmak...

2025-11-11
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

berekenen

berekenen - Werkwoord 1. (ov) door rekenen iets bepalen De kosten daarvan zijn al berekend. 2. hoeveel geld ergens voor gevraagd wordt Hij rekent wel erg veel voor zijn diensten. Woordherkomst Afgeleid van rekenen met het voorvoegsel be...

2025-11-11
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

berekenen

berekenen - regelmatig werkwoord uitspraak: be-re-ke-nen 1. iets aan de weet komen door te rekenen ♢ heb je berekend hoe duur onze reis wordt? 2. het laten betalen ♢ Ahmed berekende mij alle kos...

2025-11-11
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Berekenen

v., birekkenje, bisiferje; ergens voor berekend zijn, earne klear foar wêze.

2025-11-11
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

berekenen

berekende, h. berekend (1 door rekenen bepalen of vaststellen; 2 iets uit bepaalde gegevens opmaken, afleiden; overwegen; beramen; 3 in rekening brengen): 1. de kosten van iets berekenen op; 2. de waarde berekenen; alle kansen berekenen; 3. iem. iets te hoog berekenen.

2025-11-11
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

berekenen

(bə're:kənən) (berekende, heeft berekend) 1. door rekenen tot een uitkomst komen : een som -; zijn jaarlijks inkomen op... Syn. oprekenen, uitrekenen. 2. opmaken, nagaan : heb ie de uitwerking berekend van die woorden? de kansen -. 3. in rekening brengen : iemand weinig onkosten -.

2025-11-11
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Berekenen

Werkwoord: berekenen, rekenen, calculeren (kalku...), voorrekenen, oprekenen, doorberekenen, doorrekenen, beramen, misramen, schatten, bepalen, begroten, meten, zich vermeten, hermeten, overmeten, vermeten, schraaltjes meten, krap meten, afmeten, afpassen, toemeten, inmeten, van iets afmeten, nameten, uitmeten, een grootheid verdelen, in del...

2025-11-11
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Berekenen

(berekende, heeft berekend), 1. door rekenen vaststellen, uitcijferen: een grootheid, een bedrag, een som, een vraagstuk berekenen; in het bijzonder nagaan hoeveel iets kosten kan, ramen: de kosten van een reis berekenen; 2. in rekening brengen: iemand weinig onkosten berekenen; 3. uit zekere gegevens iets afleiden, opmaken; 4. niet volgens het...

2025-11-11
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Berekenen

BEREKENEN, (berekende, heeft berekend), uitcijferen, uitrekenen eene som, een vraagstuk berekenen; — nagaan hoeveel iets kosten kan, ramen; — in rekening brengen iem. weinig onkosten berekenen; berekend naar (tegen) tien ten honderd; — (fig.) ijskoude, berekenende koelbloedigheid, die het voor- of nadeel steeds overweegt, en zic...

2025-11-11
Prisma Nederlands-Duits

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-11-11
Prisma NL Sranantongo

Unieboek | Het Spectrum (2025)