Wat is de betekenis van benoeming?

2024-12-04
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-12-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

benoeming

benoeming - Zelfstandignaamwoord 1. het toewijzen van een ambt aan iemand Er volgden nog een aantal benoemingen van ministers en staatssecretarissen. Woordherkomst Naamwoord van handeling van benoemen met het achtervoegsel -ing.

2024-12-04
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

benoeming

benoeming - zelfstandig naamwoord uitspraak: be-noe-ming 1. aangesteld zijn of worden in een bepaalde baan of functie ♢ bij zijn benoeming als burgemeester was het feest Zelfstandig naamwoord: be-noe-ming de benoemin...

2024-12-04
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Benoeming

s., bineaming.

2024-12-04
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-12-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Benoeming

v. (-en), 1. het benoemen. 2. keer of geval dat iem. benoemd wordt: dat was mijn eerste benoeming; die benoeming deed veel stof opwaaien. 3. geschrift waarin een benoeming wordt gedaan: zijn benoeming ontvangen hebben.

2024-12-04
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

benoeming

v. benoemingen (aanstelling; ook: stuk, waarin de benoeming wordt gedaan): mijn benoeming tot.

2024-12-04
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Benoeming

(k e r k e l ij k), > Ambtsverleening ; (van o n de r wr ij z e r s), > Onderwijzer.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-12-04
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

benoeming

v. (-en) 1.Eig. het benoemen. 2. Metn. geschrift dat de benoeming bevat : hij heeft zijn ontvangen.