Wat is de betekenis van benauwelijk?

2025-11-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Benauwelijk

bn., (Zuidn.) beangstigend.

2025-11-17
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

benauwelijk

benauwend, angstaanjagend En niet ver buiten Aelst, langsheen deze baan, staat een somber en benauwelijk kasteelke, het verblijf van baron de Creyl. (Louis Paul Boon, De bende van Jan de Lichte) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 4

2025-11-17
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

benauwelijk

(bn. en bw.) benauwend, angstaanjagend, bang. De tunnels kronkelden voort, voerden me naar nu eens mijlenbrede dan weer benauwelijk enge gangetjes. - DS, 04-04-2002.

2025-11-17
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

benauwelijk

Beangstigend, angstaanjagend; ook: bang. Ik was bevrijd van het benauwelijkst gevaar dat iemand kan bedreigen: gescheiden te zijn van het universele worden, TEIRLINCK 1952, 1, 192. (De hond) ging aan de andere kant van de hof, de ogen benauwelijk op dat verraderlijke keldergat gericht, zitten overwegen de zonderlinge dingen die hem daar war...

2025-11-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

benauwelijk

bn., bw. (Z.-N. beangstigend): een benauwelijke weg; benauwelijk donker.

Gerelateerde zoekopdrachten