beletten
beletten - Werkwoord 1. (ov) iets of iemand storen in zijn/haar bezigheden ♢ De automobilisten begonnen te toeteren omdat de verhuisauto de doorgang belette. beletten - Werkwoord 1. meervoud verleden tijd van beletten ♢Wij beletten ...
Wiktionary (2019)
beletten - Werkwoord 1. (ov) iets of iemand storen in zijn/haar bezigheden ♢ De automobilisten begonnen te toeteren omdat de verhuisauto de doorgang belette. beletten - Werkwoord 1. meervoud verleden tijd van beletten ♢Wij beletten ...
Muiswerk Educatief (2017)
beletten - regelmatig werkwoord uitspraak: be-let-ten 1. niet verder laten gaan ♢ hij belette ons erover te praten Regelmatig werkwoord: be-let-ten ik belet jij/u belet ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(belette, heeft belet), 1. het plaats hebben van een gebeurtenis of een handeling verhinderen: iem. het werken, het spreken beletten; die gedachte belette mij rustig te slapen; de toegang tot iets beletten, verhinderen, afsluiten. 2. (gew.) opmerkzaam zijn op.
M. J. Koenen's (1937)
belette, h. belet (1 verhinderen, onmogelijk maken; 2 Z.-N. bemerken; 3 Z.-N. bekijken): 1. iets beletten; iemand iets beletten; 2. zonder dat iem. het belet; 3. belet hem eens goed.
Jozef Verschueren (1930)
(bə’elettən) (belette, heeft belet) 1. verhinderen, met het bijdenkbeeld dat men slagen zal : ik zal hem dat -. Syn. →aankanten (zich), afhouden. 2. Gew. letten op, bemerken : hebt ge nog niet belet dat...; belet eens die kleurenharmonie.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(belette, heeft belet), verhinderen van een gebeurtenis of handeling: iemand het spreken beletten; de toegang beletten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: