Wat is de betekenis van Belegsel?

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

belegsel

bedekking; versiering; strokie leer; lagie hout.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Belegsel

o. (-s), datgene vraarmede iets belegd wordt, inz. aan hout- en meubelwerk tot opsiering.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

belegsel

o. belegsels (oplegsel).

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

belegsel

(bə’lechsəl) o. (-s; -tje) dat waarmede iets belegd wordt : het mahoniehouten van de tafel.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Belegsel

o. (-s), datgene waarmee iets belegd wordt, m.n. aan hout- en meubelwerk tot opsiering; ook hetgeen men op boterhammen legt.

2024-04-20
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Belegsel

Belegsel - een smalle, bandvormige reep van een of andere stof, die op of langs een grondvlak beves tigd wordt ter versterking (b.v. van een zoom, stoot kant, doosrand, enz.) of versiering (b.v. op kleeding stukken, zuilen, bogen, en dgl.).

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Belegsel

BELEGSEL, o. (-s), datgene waarmede iets belegd wordt, tot versterking, stijving of tot opsiering daarvan.