Belang
o. (-en), 1. iets dat iem. raakt, doordat zijn voordeel, zijn voorspoed er mede gemoeid is: het algemeen belang; het belang van de staat; de belangen van het onderwijs bevorderen; iemands stoffelijke, zedelijke, hogere belangen behartigen, bevorderen; de belangen der aandeelhouders in ’t oog houden; ...