Wat is de betekenis van bekleden?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bekleden

bekleden - Werkwoord 1. (ov) met stof bedekken Ze willen graag de stoelen bekleden, omdat het beter staat. 2. (ov) een ambt vervullen Hij bekleedde een belangrijke post. Woordherkomst Afgeleid van kleden met het voorvoegsel be- Verw...

2024-04-20
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

bekleden

Een muur bedekken met een andersoortig materiaal, ter versiering (b.v. met mozaïek, incrustatie of betimmering) of ter bescherming (tegen inwatering). De bekleding kan ook architectonisch decoratief zijn, b.v. met lisenen, pilasters, blinde bogen of (halve) zuilenstellingen. Ook kan de bekleding dienen als omhulling van een betonskelet.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bekleden

bekleden - regelmatig werkwoord uitspraak: be-kle-den 1. het in de praktijk brengen ♢ hij bekleedt een functie in de politiek 1. een hoge positie bekleden [heel belangrijk zijn] ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bekleden

v., biklaeije.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bekleden

(bekleedde, heeft bekleed), 1. kleden in, met klederen omhangen; 2. (een oppervlakte) beschieten, bedekken (met hout, lood, marmer, verf enz.); (bouwde.) beschoeien: mijnputten bekleden; — stoomketels bekleden, overdekken met slecht -warmtegeleidende stoffen; — een kamer bekleden, behangen; — stoelen bekleden, van stoffering voor...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bekleden

bekleedde, h. bekleed (1 eig. iem. in een of meer kledingstukken kleden, vero.; fig. iem. een waardigheid, post enz. opdragen; 2 overdekken met een of andere stof aan de oppervlakte tot beveiliging, versiering enz.; 3 een ambt, een waardigheid enz. vervullen): 1. bekleed met een aanzienlijke post; met gezag bekleden; 2. een canapé bekleden;...

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bekleden

(bə'kle:dən) (bekleedde, heeft bekleed) 1. met een bepaalde stof overdekken : stoelen met fluweel -. 2. overtrekken : een kanapee -. 3. behangen : een kamer -. 4. Wapenk. van een ruit voorzien : een bekleed schild. →: PL. WAPENKUNDE 5. 5. waarnemen : een hoge rang. het professoraat -. 6. iets opdragen : iemand met een ambt -.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)