beiden
beiden - Werkwoord 1. (intr) treuzelen 2. (ov) afwachten beiden - Hoofdtelwoord 1. elk van beide personen ♢ Hij had beiden een kopie van zijn nieuwe roman gegeven.
Wiktionary (2019)
beiden - Werkwoord 1. (intr) treuzelen 2. (ov) afwachten beiden - Hoofdtelwoord 1. elk van beide personen ♢ Hij had beiden een kopie van zijn nieuwe roman gegeven.
Van Dale Uitgevers (1950)
(beidde, heeft gebeid), (in litt. taal) wachten; zonder beiden, zonder talmen, terstond; — ergens beiden, er blijven, vertoeven; — (overg.) af-, verwachten; te wachten staan.
Jozef Verschueren (1930)
(beidde, heeft gebeid) [Mned. wachten] 1. wachten, maar deftiger : ons beidt een droevig lot. 2. talmen : kom zonder -. Syn. toeven, wachten.
J.H. van Dale (1898)
BEIDEN, (beidde, heeft gebeid), (deftiger dan) wachten; zonder beiden, zonder talmen, terstond; toeven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: