Wat is de betekenis van Beidegaar?

2025-11-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beidegaar

(gew.) beide te zamen, beide(n).

2025-11-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Beidegaar

BEIDEGAAR, (gew.) beide te zamen, beide.

Gerelateerde zoekopdrachten