Wat is de betekenis van Beide?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beide

beide - Hoofdtelwoord 1. elk van twee Wat een schattige foto van beide honden. Ze kijken beiden naar hetzelfde.

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beide

beide - telwoord uitspraak: bei-de 1. de genoemde twee ♢ beide jongens hebben rood haar Telwoord: bei-de beiden Synoniemen allebei

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

beide

altwee, albei.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beide

num., beide(gearre), allebeide ; met zijn -n, togearre, twaresom.

2024-04-23
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Beide

beide, allebei; beides ist gleich falsch, 't is allebei even verkeerd; vierzig beide, deuce (tennis).

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beide

1. bij voeg. gebruikt hoofdtelw. : het tweetal, de een en de ander: beide personen ken ik; aan beide zijden; beide partijen verlangen naar de vrede; 2. (zelfst. gebruikt) beide (voor zaken) en beiden (voor personen) : een mooi span paarden, beide zijn van dezelfde ouders ; zijn ouders gaan beiden op reis ; wij met ons beiden-, zij beiden ; ons beid...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beide

1. twee, bijv. telw.: hij is blind aan beide ogen; daar zijn beide jongens; 2. twee, zelfst.: beide voor zaken en dieren; ik heb mijn paarden, auto’s beide verkocht, en beiden voor personen: met z’n, ons beide (of: beidjes); ons beider lot; ze waren beiden hier; verg. al I 1.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beide

(’beide telw. I. bn. alle twee : personen; aan ogen blind. II. zelfst. 1. (voor zaken) ; die boeken, zié zijn van hem. 2. -n (voor personen) ; ze waren -n hier; ons beider vriend; met ons beidjes.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Beide

1. bijv. gebruikt hoofdtelw., het tweetal, de een en de ander: beide personen ken ik; aan beide zijden; beide partijen verlangen naar vrede; 2. (zelfstandig gebruikt) beide (voor zaken) en beiden (voor personen): een mooi span paarden, beide zijn van dezelfde ouders; zijn ouders gaan beiden op reis; wij met ons beiden; zij beiden; ons beider vriend...