behuisd
...
Wiktionary (2019)
behuisd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van behuizen behuisd - Bijvoeglijk naamwoord 1. ~~ behuisd zijn: van een woning of gebouw voorzien zijn met de ~~ eigenschap ♢ Het Nederlands Blazers Ensemble heeft er inmiddels verschillende op zijn naam staan: pocketopera’s. Dat zijn beroemde opera’s...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. goed, ruim behuisd zijn, wonende in een goed, ruim huis ; 2. van een huis voorzien : een behuisde en beschuurde hofstede.
M. J. Koenen's (1937)
1. bn. (een huis hebbende, bewonende): goed behuisd zijn, goed wonende; klein behuisd zijn, een kleine woning hebben; 2. behuisde, m., v. behuisden (iem., die ergens inwoont): de dader, een harer behuisden, werd gearresteerd.
J.H. van Dale (1898)
BEHUISD, bn. goed, ruim behuisd zijn, wonende in een goed, ruim huis; — van een huis voorzien eene behuisde en beschuurde hofstede.
I.M. Calisch (1864)
Behuisd, bw. wonende; goed - zijn. *...HULP, o. wat tot hulp kan dienen; noodhulp. *...HULPZAAM, bn. (...zamer, -st), gedienstig; in of tot iets - zijn; de behulpzame hand bieden tot ... -HEID, v. gmv. gedienstigheid, hulpvaardigheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: