Wat is de betekenis van behuisd?

2025-01-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-01-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

behuisd

behuisd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van behuizen behuisd - Bijvoeglijk naamwoord 1. ~~ behuisd zijn: van een woning of gebouw voorzien zijn met de ~~ eigenschap Het Nederlands Blazers Ensemble heeft er inmiddels verschillende op zijn naam staan: pocketopera’s. Dat zijn beroemde opera’s...

2025-01-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Behuisd

adj., bihuze.

2025-01-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Behuisd

bn., 1. goed, ruim behuisd zijn, wonende in een goed, ruim huis ; 2. van een huis voorzien : een behuisde en beschuurde hofstede.

2025-01-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

behuisd

1. bn. (een huis hebbende, bewonende): goed behuisd zijn, goed wonende; klein behuisd zijn, een kleine woning hebben; 2. behuisde, m., v. behuisden (iem., die ergens inwoont): de dader, een harer behuisden, werd gearresteerd.

2025-01-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

behuisd

bn. zulk een huis hebbend als de bepaling aanduidt: goed, ruim, klein -.

2025-01-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Behuisd

BEHUISD, bn. goed, ruim behuisd zijn, wonende in een goed, ruim huis; — van een huis voorzien eene behuisde en beschuurde hofstede.

2025-01-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Behuisd

Behuisd, bw. wonende; goed - zijn. *...HULP, o. wat tot hulp kan dienen; noodhulp. *...HULPZAAM, bn. (...zamer, -st), gedienstig; in of tot iets - zijn; de behulpzame hand bieden tot ... -HEID, v. gmv. gedienstigheid, hulpvaardigheid.