Wat is de betekenis van begijn?

2024-04-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

begijn

Het begrip begijn heeft 2 verschillende betekenissen: 1) vrouw in een gelovige lekengemeenschap. vrouw die lid is van een rooms-katholieke lekengemeenschap waar men samenleeft als geestelijke zusters, zonder evenwel een kloostergelofte afgelegd te hebben. Deze levenswijze stamt uit de middeleeuwen en is nu geheel of nagenoeg geheel verdwe...

2024-04-16
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

BEGIJN

UIT: Laatste begijn ter wereld overleden (NOS Nieuws, 14 april 2013) CONTEXT: In Belgi� is de laatste BEGIJN ter wereld overleden. De 92-jarige Marcella Pattyn overleed vannacht in haar slaap. : vrouw die haar leven aan het geloof wijdt maar niet tot een kloosterorde behoort UITSPRAAK: [buh-gijn] WOORDFEIT: Begijnen waren alleenstaande vrouwen...

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

begijn

begijn - Zelfstandignaamwoord 1. vrouw die, zonder een kloostergelofte af te leggen, met anderen gemeenschappelijk als geestelijke zuster leefde (vanaf begin der 13de eeuw), lekenzuster Verwante begrippen begarde, kwezel

2024-04-16
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Begijn

vrome bewoonster van een begijnhof, schijnheilige, zwartbonte koe 'De naamsoorsprong der Begijnen is sedert twee eeuwen een groot twistpunt', schreef een letterkundige in 1858 in De Navorscher. En dat is hij nog steeds. Er is geen woord waarover zoveel is gediscussieerd. Zelfs dukdalf (z.a.) en fiets (z.a.) vallen erbij in het niet. Het woord komt...

2024-04-16
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

begijn

(in Vlaanderen) overdreven vroom iemand; kwezelachtige vrouw. Eigenlijk: zuster van een vrije geestelijke orde. Elke dag naar de mis en ter kommunie, en nadien gaan helpen in ’t gasthuis, ’s Namiddags arm menskens en zieken bezoeken, en ’s avonds thuis wat gitaar spelen, wat zingen en wat dansen. En soms wat schilderen of schrijve...

2024-04-16
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Begijn

een - hebben zien geselen zie citaat. Informele uitdr. En het doet er natuurlijk niets toe, maar de gebrandschilderde ramen werden gemaakt door Gi- sela van Waterschoot van der Gracht. En het kerkinterieur was ontworpen door Philip Vingbooms. En wist u dat men tot nog niet zo lang geleden Amsterdammers kon horen zeggen: ‘Ik heb er een Begijn zien...

2024-04-16
Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Begijn

Lid van een bepaalde vrije kloosterlijke gemeenschap, weduwe of ongehuwde vrouw die, zonder een kloostergelofte af te leggen, met anderen gemeenschappelijk als geestelijke zuster leeft. Verder verstaat men onder een begijn: kwezel, zwartbonte koe, schijnheilige en kindermuts; in het Bargoens bedoelt men met een blauwe begijn een hoer. Het aantal et...

2024-04-16
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Begijn

Begijn, katholieke weduwe of vrome maagd die met andere vrouwen een religieus leven leidde, dat het midden hield tussen dat van een non en van een leek. De vrouwen waren niet aan een kloostergelofte gebonden, maar leidden toch een leven van armoede, kuisheid en gebed. Aanvankelijk leefden ze in vrije gemeenschappen, later woonden ze bij elkaar in b...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Begijn

(bagijn) ongehuwde vrouw of weduwe die zonder kloostergelofte een vroom gemeenschapsleven leidt