beetje
1) (1960) (inf.) (bijv. naamw.) van enig belang; bijvoorbeeld: een beetje verzamelaar `iemand die al een mooie verzameling van iets heeft'; een beetje boekhandel `een goed voorziene boekhandel' enz. • Een béétje Libanees heeft wel een broer in Amerika. (Piet Bakker: De grote reportage. 1960) • Dichter bij huis is de uitdruk...