Wat is de betekenis van Beet (biet)?

2024-10-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beet (biet)

v. (beten), biet, vgl. Beetwortel.

2024-10-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Beet (biet)

v./m. (beten), zie biet.