Wat is de betekenis van beenhouwer?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

beenhouwer

slager. iemand die voor zijn beroep een winkel uitbaat waar vlees en producten op basis van vlees worden verkocht; winkelier die vlees verkoopt; slager. Voorbeelden: Vroeger bestond er een onderscheid tussen een spekslager en een beenhouwer. Een spekslager verkocht hoofdzakelijk producten op basis van vlees. Een beenhouwer daarentege...

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

beenhouwer

(W.O. I) (Vlaanderen, sold.) dokter-chirurg. Vgl. Eng. slang: butcher. • (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beenhouwer

beenhouwer - Zelfstandignaamwoord 1. (België) een verkoper van vlees Hij is naar de beenhouwer voor gehakt. 2. (belgië) een slachter De beenhouwer was de koe aan het slachten. Woordherkomst samenstelling van been en houwer (iemand die...

2024-04-25
Jargon & Slang van Voetballers

Marc De Coster (2017)

Beenhouwer

Beenhouwer - pejoratieve Vlaamse benaming voor een ruwe speler. Ook wel: beenhakker.

2024-04-25
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

beenhouwer

slager (informeel) Van de beenhouwer kregen ze een glas kraantjeswater, een voorzichtig klopje op de minst beschadigde schouder en de verzekering dat het ‘allemaal nog meeviel,de knal in acht genomen’. Van de beenhouwerin kwam de aanbeveling om de komende weken vooral ossenstaartsoep te eten. (Tom Lanoye, Sp...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

beenhouwer

(de, -s) slager. Vroeger was het NCMV - de voorloper van Unizo - een echte middenstandsorganisatie. Vooral de bakker en de beenhouwer om de hoek waren de leden. - Trends, 25-04-2002.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

beenhouwer

Slager. Het vlees bleef voor de werkende mens niet te betalen bij de beenhouwer, WALSCHAP 1976, 124. Mijn hond kreeg altijd vlees van bij de beenhouwer, T.V.-strip 19/5/1978, p. 159. Afl./Sam: beenhouwerin; - paardenbeenhouwer; rundsbeenhouwer; varkensbeenhouwer; - beenhouwersbond; beenhouwersgast (Wdl.) slagersknecht, slager...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beenhouwer

m. (-s), (inz. Zuidn.) vleeshouwer, slager.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beenhouwer

m. beenhouwers (Z.-N. slager).