Been
Zie Ben
Nederlandstalige WikiWoordenboek
been - Zelfstandignaamwoord 1. ledemaat waarop wordt gestaan en waarmee wordt gelopen ♢ Een mens heeft twee benen terwijl een hond vier poten heeft. 2. bot, zelfstandig onderdeel van een geraamte ♢ Een volwassen mens heeft ongeveer 200 beenderen. 3...
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Nederlands woordenboek voor onderwijs
been - zelfstandig naamwoord 1. lichaamsdeel vanaf je billen, waarmee je staat of loopt ♢ vorig jaar heeft ze haar been gebroken 1. je beste beentje voorzetten [heel erg je best doen] ...
CBG|Familienamen
1. Patroniem op basis van de voornaam Been < Bernhard of Beino. 2. Bijnaam in verband met het lidmaat been: voor iemand die iets aan zijn been had, die mank liep. 3. Ook aan 'Been' als eigennaam verwijzend naar het slagersvak kan gedacht worden; vergelijk de namen Beenhakker en Beenhouwer.
Jargon & Slang van Voetballers
Been - 'een tegenspeler op het verkeerde been zetten': misleiden met een schijnbeweging. Wanneer een voetballer op het verkeerde been staat, kan hij niet snel zijn 'beste beentje' voor zetten. Sedert beginjaren tachtig.
Ruim 2300 medische begrippen, omschreven door Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt
1) Deel van je lichaam (ledemaat) waarop je staat en waarmee je loopt; 2) bot. Het been wordt onderverdeeld in bovenbeen, knie, onderbeen, enkel en voet. Je gebruikt het woord ook in namen voor botten, zoals ‘borstbeen’, ‘dijbeen’, ‘heupbeen’, ‘hielbeen’, ‘jukbeen’, ‘neusbeen’, ‘scheenbeen’ en ‘borstbeen’, het vlakke bot onder je huid midden tussen...
Wielersportwoordenboek door Jan Luitzen ©
(het; benen) AL - elk van de beide onderste ledematen, bij de mens bestaande uit dij of bovenbeen, onderbeen en voet, de laatste evenwel bij het enk. in het gewone spraakgebruik gewoonlijk niet meegerekend, syn. poot: al 250 kilometer in de benen hebben, al zoveel kilometer gefietst hebben; met, op één been winnen, gemakkelijk winnen; slechte, goed...
Peter Bakema
- iets aan zijn been hebben, ermee zitten, ermee opgescheept zitten. - zijn/de benen onder tafel steken, gaan eten, aan tafel gaan. Een dag later kunnen de KAJ'ers uit heel de regio hun benen onder tafel schuiven voor een lekkere maaltijd. - GvA, 27-02-2003. zie pleister.
Marc De Coster ©, 1998
1. geen - dichtdoen,veel seks hebben, in het spraakgebruik van lesbiennes. 2. met de benen wijd gaan,gezegd van een vrouw die bereid is tot seksueel contact. Meestal m.b.t. promiscue vrouwen. Vgl. Duits dieBeine breit machen. Jij denkt misschien dat ik altijd met de benen wijd ga. (Sal Santen: Een slecht geweten, 1990) Nou ja, als een gozer toeva...
Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken, een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie (SDU, 2001).
zie slingerschijt. beer Synoniem met dit woord is gier. Meestal betekent het ‘menselijke uitwerpselen’. Als men iemand toevoegt zak in de beer!, dan is dat een verwensing die voortkomt uit irritatie, ergernis of woede, en soms ook uit minachting en onverschilligheid. De betekenis is momenteel zoiets als ‘ik ho...
Art & Architecture Thesaurus
been - Delen van het lichaam van mensen en paarden, bij de overige dieren 'poten' genoemd, die voor steun en voortbeweging zorgen, zoals de beide onderste ledematen van het menselijk lichaam. Gebruik 'armen (dierlijke of menselijke lichaamsdelen)' voor ledematen die eindigen in een hand in plaats van een voet.
Encyclopedie voor Zelfstudie
1. Het menselijk been bestaat uit een bovenbeen, knie, onderbeen, voetgewricht, middelvoet en vijf tenen. 2. Been betekent ook bot, stof waaruit beenderen zijn samengesteld, b.v. neusbeen.
Schrijver op Ensie
In versch. verb. die in de standaardt. niet voorkomen: - Iets aan zijn been hebben, ermee zitten, ergens mee opgescheept zijn, bedrogen zijn; - (gemeenz.) de benen onder tafel steken, gaan eten, aan tafel gaan. - Iem. iets of iem. aan zijn been lappen, smeren, iem. iets aansmeren, iem. met iets of iem. opschepen. Ze hadden me...
Lexicon Beeldende Kunstenaars
Pieter; geb. Rotterdam 7 februari 1855, overl. Rotterdam 1 maart 1924. Woonde en werkte in deze stad. Leerling van J. Bergsi en P. A. Schipperus. Landschapschilder, tevens rijksambtenaar.Tentoonstellingen te Rotterdam van 1876-1894. Groningen in 1886, Amsterdam in 1889, Den Haag in 1890 en Maastricht in 1890 en 1896: veel landschappen, w.o. gezi...
Biologische encyclopedie geschreven door G. Th. van Kempen. Amsterdam, 1974.
onderste ledemaat van de mens. Verdeeld in onder- en bovenbeen. Via het heupgewricht is het bovenbeen met het bekken verbonden. Dient als steunorgaan en voor voortbeweging. Beenderen: dijbeen, scheenbeen en kuitbeen.
Nederlandse encyclopedie
o. (-deren, benen), 1. ook: bot, zelfstandig deel van het geraamte van een mens of een gewerveld dier (zie skelet): hij heeft bij zijn val enige beenderen gekneusd; de benen zijn voor de hond; (fig.) geen been in iets vinden, ergens geen been in zien, er geen bezwaar tegen maken, er niet voor terugschrikken, m.n. gezegd van iets dat ongeoorloofd of...
J. van Donselaar
(het, benen), (ook, niet alg.:) graat. Wat is er met Leonietje? Ze geeft een krobiabeen in d’r nek, me zus (Helman 1954a: 10) Zie ook: ontbenen. -: derde been (het, benen), (gemeenz.) penis. - Etym.: Vgl. tussenbeen (syn.) en middenvoet. - Syn. ook toli (zie voor andere syn. aldaar).
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie
1. mv. benen, Lat. crus, crura, de onderste ledematen, zeer belangrijk voor de (maatschappelijke) validiteit; bij bepaalde beroepen zwaar belast, o.a. wat betreft de bloedsomloop. 2. mv. beenderen, Lat. os, ossa, de afzonderlijke delen van het beenderstelsel of skelet.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.