beduvelen
(1912) (inf.) bedriegen. Syn.: belatafelen*; belazeren*. • Laaielichter, gappers ben jelui, maar mijn ken je niet beduvele.... (Justus van Maurik: Op reis en thuis. 1912) • Mm hm.... je mot me niet beduvelen, jonge vrind.... (Nederland. Jaargang 67. 1915) • Heb je ze beduveld met die kasboekenrommel? (Ed Coenraads: Eil...