Wat is de betekenis van Bedlegerig?

2024-03-29
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Bedlegerig

Bedlegerig noemt men de vrouw of man die verplicht is geruime tijd het bed te houden door een langdurige ziekte, een chronische kwaal. Men kan bijvoorbeeld zeggen: Sinds zijn vrouw bedlegerig is, doet hij behalve zijn gewone werk ook nog het huishouden. Maar men zal het woord nimmer gebruiken als de vrouw een griepje heeft. Het woord bedlegerig is...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bedlegerig

adj., bêdridich, -riten, lizzerich; — worden, fan ’e baen reitsje; — zijn, lizze moatte.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bedlegerig

bn., door ziekte aan zijn bed gebonden : hij is al maanden bedlegerig.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bedlegerig

bn. (door ziekte aan het bed gebonden): hij is reeds een week bedlegerig.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bedlegerig

(bet'le.’gdrach) bn. door ongesteldheid, ziekte, moetende te bed liggen : hij is reeds een maand -. bedlegerigheid v.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bedlegerig

bn., door ziekte aanzijn bed gebonden: hij is al maanden bedlegerig.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bedlegerig

BEDLEGERIG, bn. door. ziekte aan zijn bed gebonden hij is al maanden lang bedlegerig. BEDLEGERIGHEID, v. ziekelijkheid (waardoor men het bed moet houden).

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Bedlegerig

Bedlegerig, bn. ziekelijk. *-HEID, v. gmv. ziekelijkheid (waardoor men het bed moet houden).