Wat is de betekenis van bedeesd?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bedeesd

bedeesd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-deesd 1. onzeker tegenover anderen ♢ bedeesd kwam het meisje dichterbij Bijvoeglijk naamwoord: be-deesd ... is bedeesder dan ... de/het bede...

2024-04-19
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Bedeesd

In vroeger tijd kwam naast bedeesd ook de vorm bedaasd voor en die maakt het gemakkelijk in te zien dat bedeesd verwant is met daas en met het werkwoord dazen, twee woorden die weer familie zijn van dwaas. Dit stemt overeen met de oorspronkelijke betekenis van bedeesd, waaronder men vroeger namelijk verstond: verdwaasd, ontzet. Vondel zegt dat wie...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bedeesd

adj. & adv., mijen(d), skruten, skrutel, skrikkel, skreken.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bedeesd

bn. bw. (-er, -st), niet vrij in zijn spreken, in zijn doen, beschroomd, verlegen: een bedeesd meisje; een bedeesde stem. Ook fig., b.v. van licht dat niet sterk schijnt, niet doordringt.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bedeesd

bn., bw.; bedeesder, meest bedeesd (verlegen, beschroomd): een bedeesd lachje; bedeesd kijken.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bedeesd

(bə'de:st) bn. en bw. (-er, meest -) [msch.Mned. daes, dwaas] zich licht in zijn spreken en doen belemmerd voelend : een meisje, gezicht; lachen. Syn. → angstvallig. bedeesdheid v.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bedeesd

bn. (-er, -st), beschroomd, verlegen, niet vrij in het spreken: een bedeesd meisje; een bedeesd lachje.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Bedeesd

komt waarschijnlijk van een woord in ’t Nederduitsch däsig (spr. deezig), dat gedwee, stil, neerslachtig, bet.; vermoedelijk is ’t verwant met dwaas (in ’t Vlaamsch komt nog daas voor).