bedaard
...
Muiswerk Educatief (2017)
bedaard - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-daard 1. in rust en evenwicht ♢ bedaard zette hij de blaffende hond buiten Bijvoeglijk naamwoord: be-daard ... is bedaarder dan ... het beda...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., bidaerd, evenredich, lykmoedich, bistindich, dimmen, stadich, starich; op -e wijze, bidaerdwei; — blijven, jinsels bliuwe; iets met — overleg doen, eat mei de sêfte team dwaen.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. niet door gemoedsbeweging meegesleept, onbewogen, zonder onrust of toorn : hij stond er heel bedaard bij : als karaktereigenschap : kalm: een bedaard man; — bedaard leven, stil, kalm, ingetogen ; — bedaard optreden, bezadigd ; — iem. bedaard aanhoren, naar iem. oplettend luisteren zonder hem in de rede te va...
Jozef Verschueren (1930)
(bə'da:rt) bn. en bw. (-er, -st) 1. niet door gemoedsbeweging ontroerd : een gentleman; houd u -, wees niet zo druk. Tgst. → dol. 2. geen sterke gemoedsbeweging tonend : een -e natuur hebben. Syn. bezadigd, gematigd, kalm, rustig, stil. Tgst. → driftig. 3.zonder overijling : overleg. 4. waarin men bedaard is: in -e uren.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: