Beangst
bn. bw., benauwd, angstig, angst gevoelende, bevreesd; — iem. beangst maken, vrees inboezemen.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
bn. bw., benauwd, angstig, angst gevoelende, bevreesd; — iem. beangst maken, vrees inboezemen.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
bn., bw. (angstig, bevreesd, benauwd).
Nu slechts 21,95!
Modern Woordenboek (1930-1961)
(bə'angst) bn. en bw. angstig, benauwd. Tgst. gerust. beangsten wkw. beangstigen. beangstheid v.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
BEANGST, bn. bw. benauwd, angstig, angst gevoelende, bevreesd; — iem. beangst maken, vrees inboezemen. BEANGSTHEID, v. (w. g.) vrees, angst.
I.M. Calisch (1864)
Beangst, bn. en bijw. bevreesd; - maken, vrees inboezemen. *-HEID, v. gmv. vrees, angst. *-IGEN, bw. gel. (ik beangstigde, heb beangstigd), anstig maken, angst aanjagen. *-IGING, v. (-en).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.