bazig
bazig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ba-zig 1. wie zijn wil aan anderen oplegt ♢ de vrouw van James is nogal bazig, hij heeft weinig te vertellen Bijvoeglijk naamwoord: ba-zig ... is baziger dan ... ...
Muiswerk Educatief (2017)
bazig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ba-zig 1. wie zijn wil aan anderen oplegt ♢ de vrouw van James is nogal bazig, hij heeft weinig te vertellen Bijvoeglijk naamwoord: ba-zig ... is baziger dan ... ...
Jozef Verschueren (1930)
('ba:zəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. de bazielkruid baas willende spelen; een ~e jongen. 2.Gemz. terdege : iemand de les lezen.
J.H. van Dale (1898)
BAZIG, bn. bw. (-er, -st), geneigd den baas over anderen te spelen, zijn zin willende doordrijven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: