Wat is de betekenis van bazelen?

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bazelen

bazelen - regelmatig werkwoord uitspraak: ba-ze-len 1. onzin praten ♢ hij zat weer raar te bazelen vanavond Regelmatig werkwoord: ba-ze-len ik bazel jij/u bazelt ...

2024-04-24
Pierewaaien (Quiz)

Genootschap Onze Taal (2001)

bazelen

Waarvan is bazelen afgeleid? a van het Middelnederlandse basen, ‘raaskallen’. b van bazen, ‘de baas spelen’. c van de Zwitserse plaatsnaam Bazel.

2024-04-24
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Bazelen

zwammen, zinloos praten.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bazelen

v., baze, baezje.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bazelen

(bazelde, heeft gebazeld), 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; 2. onzin praten.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bazelen

bazelde, h. gebazeld (kindertaal, beuzeltaal, onzin praten).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bazelen

('ba:zələn) (bazelde, heeft gebazeld) [msch. ~ bezig] onsamenhangende taal, onzin praten. Syn. ijlen, raaskallen.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bazelen

(bazelde, heeft gebazeld), 1. onsamenhangende taal spreken; 2. onzin praten.