Wat is de betekenis van Bast?
Bouwkundige termen
verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie
Woordenboek van Populair Taalgebruik
Marc De Coster (2020-2024)
bast
(1726) (inf.) lijf; buik: 'hij heeft pijn in ze bast.' Ook in de Duitse volkstaal. Bast is eigenlijk: de schors van een boom. 'Iemand op zijn bast geven': hem of haar een pak ransel geven. 'In de bast plempen (pleuren)' is soldatentaal voor: gehaast opdrinken of opeten. • Ymand den bast vullen. Dit is eene smaadelijke uitdrukking v...
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
bast
bast - zelfstandig naamwoord 1. geheel van botten, organen, spieren waaruit een mens bestaat ♢ ik voelde de zon op mijn bast 2. buitenste laag van een boom ♢ in de bast van de boom stond een hart Z...
Woordenboek van populaire uitdrukkingen
Marc de Coster (1998)
Bast
iets in zijn - plempen/pleuren iets gehaast opdrinken of opeten. Soldatenslang. Op zijn bast gevenis een volkse uitdr. voor ‘afrossen’. Bastals platte benaming voor de huid, het lichaam, is al eeuwen oud (vermoedelijk 14de eeuw). Men bedoelt eigenlijk de boomschors of de behaarde huid om het jonge gewei. Zo lezen we o.a. bij Jacob van Lennep in De...
Encyclopedie voor Zelfstudie
drs. L.A. Beeloo (1981)
Bast
1. in het gewone spraakgebruik: het buitenste gedeelte van een boom, eigenlijk schors; 2. in de plantkunde verstaat men onder bast het geheel van vaatbundels die het zachte weefsel steunen en beschermen. Het is even sterk als smeedijzer, maar bezit een veel grotere rekbaarheid.
Biologische encyclopedie
G. Th. van Kempen (1974)
bast
of floëem, bestaat uit zeefvaten, bastvezels, bastparenchymcellen. Na secundaire diktegroei het tussen cambium en schors gelegen weefsel (bij stammen, takken, wortels).
Surinaams woordenboek
J. van Donselaar (1936)
bast
(de, -en), (ook:) 1. schors van een boom. Ook: boombast (zie Cairo 1977: 44). 2. schil van een vrucht. Samenst. o.m. sinaasappelbast (zie Cairo 1979a: 64). -Etym.: Bet. 1 komt ook voor in AN; in Sur. wordt het woord ‘schors’ echter zelden gebruikt. In bet. 2 in AN alleen nog gebr. voor een harde schil (bolster) als van een noot of een k...
Agrarisch Encyclopedie
Veerman (1954)
Bast
In de plantk. gewoonlijk synoniem met phloëem gebruikt. In het dagelijks leven duidt men er veelal het gehele deel van stam en takken van houtgewassen mede aan, dat buiten het cambium ligt (z. Schors).
Gerelateerde zoekopdrachten