Wat is de betekenis van basis?

basis - zelfstandig naamwoord uitspraak: ba-sis 1. waarop het steunt ♢ dit is de basis van het bouwwerk 2. wat vastligt, waar je van uit gaat ♢ dit gegeven vormt de basis voor ons besluit...

Basis - vast uitzendstation.

basis - Term die in de Verenigde Staten wordt gebruikt om het verschil aan te geven tussen contante prijzen en de futuresprijzen.

[Gr. = schrede, gang, ook: datgene waarop men stapt of staat; grond, voetstuk; van bainein = stappen, gaan; Lat. basis = alles waarop iets rust] 1 datgene waarop een voorwerp rust of steunt, voet, grondvlak, grondslag; 2 (wisk.) grondlijn van een wiskundige figuur (bijv. driehoek) of grondvlak van een wis...

grondslag; uitgangspunt; steunpunt (mil.); grondlijn van een driehoek (wisk.)

Leden en kiezers van de PvdA. Zie ook achterban.

1. grondslag of uitgangspunt, b.v. de basis voor de onderhandelingen werd vastgelegd; 2. meetkundig: grondlijn of grondvlak van figuren of lichamen; 3. rekenkundig; grondgetal van een macht, b.v. bij 63 is 6 het basisgetal.

grondslag, grondvlak, fondament, voetstuk; grondgetal (logaritme); versterkte terrein (operasies van vloot of leer).

grondslag, grondvlak, voetstuk; scheikundige verbinding met zuurstof die met een zuur verbonden, een zout vormt (meest base genoemd),