bankwerker
...
Marc De Coster (2020-2024)
(1937) (Barg.) iemand die regelmatig op een bank overnacht; zwerver. • Bankwerker: iemand die (geregeld) op een bank slaapt. Was hij vannacht bankwerker? (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • En een 'bankwerker' heeft niets met het handwerk te maken: zo wordt een dakloze genoemd, die geregeld op een bank overnacht. (Trouw...
Wiktionary (2019)
bankwerker - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die bankwerk verricht. Woordherkomst afgeleid van bankwerken met het achtervoegsel -er Verwante begrippen bankwerk, bankwerkster, smederij, smid
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s) 1. smid of werkman in smederijen die bankwerk verricht; vgl. vuurwerker ; ook in timmerwinkels; 2. knecht in een broodfabriek die het deeg afweegt en tot broden vormt; 3. (Barg.) iem. die gewoonlijk op banken slaapt.
M. J. Koenen's (1937)
m. bankwerkers (werkman, die met beitel en vijl koud ijzer aan de schroefbank bewerkt): vuurwerkers en bankwerkers; verg. ajusteur.
J.H. van Dale (1898)
m. (-s), werkman in smede rijen, die aan de bank de voorwerpen met beitel en vijl koud bewerkt; vgl. voorwerker, ook in timmerwinkels; — de knecht in eene broodfabriek, die het deeg afweegt en tot brooden vormt. 1
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: