Wat is de betekenis van bankroetier?

2024-03-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bankroetier

iemand die failliet gaat. iemand die failliet gaat of failliet is gegaan. Voorbeelden: "Ondernemers, zakenlieden en particulieren zinken steeds verder weg in hun schulden, elke week hangt wel een of andere werkloze of bankroetier zich op, het analfabetisme heeft al een kwart van de bevolking in zijn greep, en het einde van de ge...

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bankroetier

(17e eeuw) ( Fr. banqueroutier) iemand die (na bedrog of fraude) failliet is gegaan; iemand die zijn geldelijke verplichtingen niet meer kan nakomen. “De hedendaagsche bankroetier achterhaalt” was een kluchtspel uit 1713 van Frans Rijk. De term is thans in onbruik geraakt. • Voor zover we zijn leven kunnen overzien, is hij gedurend...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bankroetier

bankroetier - Zelfstandignaamwoord 1. (financieel) (pejoratief) iemand die bankroet gaat (eventueel gepaard gaande met fraude) Woordherkomst afgeleid van bankroet met het achtervoegsel -ier

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

bankroetier

(verouderd) iemand die (na bedrog) failliet is gegaan. Ontleend aan het Frans (banqueroutier). Voor zover we zijn leven kunnen overzien, is hij gedurende één periode als oplichter opgetreden, maar is hij als bankroetier een recidivist. (G.A. Bredero, Spaanschen Brabander, 1617) Dit heeft hem den naam van een ‘bankroetier’...