Wat is de betekenis van Bankroet?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bankroet

bankroet - zelfstandig naamwoord uitspraak: bank-roet 1. als er beslag wordt gelegd op al je spullen omdat je je schulden niet meer kunt betalen ♢ hij had grote schulden en is uiteindelijk bankroet gegaan Zelfstandig naamwoord: bank-roet ...

2024-04-20
Pierewaaien (Quiz)

Genootschap Onze Taal (2001)

bankroet

Hoe is bankroet waarschijnlijk ontstaan? a Het komt van het Italiaanse banca rotta, dat ‘gebroken bank’ betekent. De tafel van een failliete geldwisselaar werd namelijk kapotgeslagen. b Bankroet is een verbastering van beroet, ‘met roet besmeurd, zwart ge- maakt’. c Roet in bankroet is B...

2024-04-20
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bankroet

[lt. banca rotta = lett.: gebroken bank] oorspr.: bank waarvan de houder zijn verplichtingen niet meer kon voldoen, ten teken daarvan werd zijn toonbank afgebroken; I zn faillissement; II bn failliet.

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Bankroet

failliet; faillissement

2024-04-20
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Bankroet

(Ital. banco rotto), de gebroken bank van de geldwisselaar. Die werd in stukken geslagen wanneer de geldwisselaar zijn schulden niet meer kon betalen. Men spreekt nu nog wel van bankroet wanneer iemand failliet wordt verklaard en dat faillissement te wijten is aan grove schuld van de gefailleerde.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Bankroet

o., staking van betalingen uit onvermogen; faillissement.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bankroet

adj., bank(e)rot; — maken, bankerot slaen, spylje, meitsje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bankroet

I. zn. o. (-en), bankbreuk; (bij uitbr.) faillissement, staking van betalingen: de crisis van 1929 had vele bankroeten tengevolge; — frauduleus bankroet, bedrieglijke bankbreuk; (fig.) ineenstorting, fiasco: het bankroet van het fascisme; II. bn., failliet: bankroet gaan, zijn betalingen staken; die zaak is bank...