Wat is de betekenis van BANALITEIT?

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Banaliteit

[Fr. banalité] oorspr.: publiek en gedwongen gebruik van voorwerp aan de heer toebehorend; thans: platheid, gemeenplaats.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Banaliteit

gemeenplaats; alledaagse opmerking

2024-04-25
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

BANALITEIT

vulgair antwoorden; karakteristiek voor wat algemeen aanvaard is. Op grond van het aantal standaardantwoorden dat men bij bepaalde tests (vrije associatietests,→Rorschach,→Rosenzweig) als antwoord aantreft, kan men nagaan in welke mate iemand zich aan de bestaande maatschappijvormen conformeert. Ook is het aldus mogelijk hypothesen af te...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

banaliteit

alledaagsheid.

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Banaliteit

alledaags, algemeen, afgezaagd gezegde

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Banaliteit

v. (-en), 1. het banaal-zijn; 2. alledaagse, onbetekenende opmerking, gemeenplaats.

2024-04-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

banaliteit

v. alledaags, afgezaagd gezegde. .

2024-04-25
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Banaliteit

Eenvoudige waarheid die je ongaarne hoort.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

banaliteit

v. banaliteiten (Fr. banalité: gemeenplaats; onbetekenend, alledaags, afgezaagd, platvloers gezegde, woord; platheid).