Balorig
weerspannig; ontevreden
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud. en Zuidn.) verdoofd door geraas; 2. (fig.) vermoeid en gemelijk, door het moeten horen of aanhoren van iets, dat onaangenaam klinkt; 3. niet naar raad willende luisteren, onwillig, weerspannig: 4. gemelijk, ontevreden, in een kwade. luim.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (in kwade luim, onwillig, gemelijk, Z.-N. suf, verdoofd door geraas): er balorig van worden.
Jozef Verschueren (1930)
(bal'o.rəch) bn. en bw. (-er, -st), Veroud. bal, boos, in kwade luim, knorrig: op iemand zijn; grommen. Syn. balsturig. Tgst. → gedwee.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. vermoeid en gemelijk; 2. onwillig, weerspannig; 3. ontevreden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: