baljuw
baljuw - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) ambtenaar binnen het stadsbestuur, veelal belast met de rechtspraak Woordherkomst Van Latijn baiulare (torsen, dragen), nl. het dragen van een ambt.
Wiktionary (2019)
baljuw - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) ambtenaar binnen het stadsbestuur, veelal belast met de rechtspraak Woordherkomst Van Latijn baiulare (torsen, dragen), nl. het dragen van een ambt.
Afgestudeerd in de geschiedenis (MA)
Een baljuw was een vertegenwoordiger (of zelfs verpersoonlijking van de vorst) ter plaatse. Het was een ambtenaar die voornamelijk optrad als gerechtsofficier: hij oefende toezicht uit op de rechtsgang, zat de rechtbank voor en bracht de vonnissen ten uitvoer. Ook bekend als schout of amman. Hoewel de baljuw in eerste instantie het persoonlijk dome...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[OFr. baillif = wachter, magistraat (vgl. OFr. bailler = in handen geven; baillir = beheren), van VLat. bajulivus, van Lat. bajulare = torsen, bajulus = sjouwer, drager, vandaar kan de betekenisontwikkeling zijn geweest: hij die iets in handen heeft gekregen] (gesch.) ambtenaar in graafschap,...
Liek Mulder (1994)
Baljuw (Laatlat. balivus, hofmeester), vertegenwoordiger van de landsheer of heer van een hoge → heerlijkheid. Vergelijkbaar: → amman, → maarschalk, → ruwaard, kastelein en → drost. De baljuw oefende uit naam van de heer in diens district de rechtsmacht uit (→ ambachtsheerlijkheid).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: