baljuw
baljuw - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) ambtenaar binnen het stadsbestuur, veelal belast met de rechtspraak Woordherkomst Van Latijn baiulare (torsen, dragen), nl. het dragen van een ambt.
Alles over bitcoin, cryptovaluta en de blockchain
Nederlandstalige WikiWoordenboek
baljuw - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) ambtenaar binnen het stadsbestuur, veelal belast met de rechtspraak Woordherkomst Van Latijn baiulare (torsen, dragen), nl. het dragen van een ambt.
Afgestudeerd in de geschiedenis (MA)
Een baljuw was een vertegenwoordiger (of zelfs verpersoonlijking van de vorst) ter plaatse. Het was een ambtenaar die voornamelijk optrad als gerechtsofficier: hij oefende toezicht uit op de rechtsgang, zat de rechtbank voor en bracht de vonnissen ten uitvoer. Ook bekend als schout of amman. Hoewel de baljuw in eerste instantie het persoonlijk dome...
Woordenboek vreemde woorden
[OFr. baillif = wachter, magistraat (vgl. OFr. bailler = in handen geven; baillir = beheren), van VLat. bajulivus, van Lat. bajulare = torsen, bajulus = sjouwer, drager, vandaar kan de betekenisontwikkeling zijn geweest: hij die iets in handen heeft gekregen] (gesch.) ambtenaar in graafschap,...
Lexicon van de geschiedenis van Nederland & België
Baljuw (Laatlat. balivus, hofmeester), vertegenwoordiger van de landsheer of heer van een hoge → heerlijkheid. Vergelijkbaar: → amman, → maarschalk, → ruwaard, kastelein en → drost. De baljuw oefende uit naam van de heer in diens district de rechtsmacht uit (→ ambachtsheerlijkheid).
Jan Meulendijks
rechterlijk ambtenaar (gesch.); drost
Alles over Zeeland
In de 12e - 13e eeuwse hiërarchie van grafelijke en andere ambtenaren, die hun ambt als regel erfelijk in leen hadden, verscheen de baljuw als een jong, modern element: hij was bezoldigd en afzetbaar. In hun Hollands-Zeeuws territorium moeten de graven van Holland bij de instelling van het ambt van baljuw het Vlaamse voorbeeld hebben gekozen....
H.W.J. Volmuller (1981)
(Laatlat. balivus. hofmeester), vertegenwoordiger van de heer (de landsheer of heer van een hoge heerlijkheid). → Ambachtsheerlijkheid.
Nederlandse encyclopedie
[ Laat lat. balivus, hofmeester], m. (-s), vertegenwoordiger van de heer (de landsheer of heer van een hoge heerlijkheid) in een rechtskring met hoge jurisdictie. Zijn ambtsgebied droeg gewoonlijk de naam baljuwschap. De baljuw leidde de hoge vierschaar, meestal bestaande uit edelen. De baljuw leidde de terechtzitting, vorderde hier recht en droeg...
Encyclopedie van Friesland (1958) onder redactie van Prof. Dr. J.H. Brouwer
Hoogste gerechtsambtenaar in kleinere gem. (okt. 1807-10); heette tevoren drost.
Vreemde woorden woordenboek
vroegere schout, drost, landrechter.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
m. (-s), (bist.) ambtenaar, door de landsheer of de heer ener heerlijkheid met de rechtspraak in een zekere landstreek belast.
Vreemde woorden, uitdrukkingen en afkortingen (1948)
m. o landrechter, drost, schout.
Winkler Prins 1947
een woord, ontleend aan het midden latijnse balivus of bajulivus, d.i. hofmeester en landvoogd, van Latijn bajulus, d.i. drager, werd in Holland en Zeeland gebruikt voor een nieuw soort ambtenaren, dat sinds de 13de eeuw werd ingesteld om den graaf te vertegenwoordigen in de verschillende delen van diens gebied, zowel in bestuurs- als in rechtszake...
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
m. baljuwen, baljuws (o.-Fr. baillif: rechterlijk ambtenaar uit vroeger tijd): de baljuw is enigszins te vergelijken met den officier van justitie.
Dr. L.M. Metz - 1937
In den graventijd was het land verdeeld in baljuwschappen en onderverdeeld in ambachten. De baljuw had in het baljuwschap de hooge rechtspraak. Hij was de openbare aanklager in de Hooge Vierschaar, waar de lijfstraffelijke rechtspraak werd uitgeoefend. De schout had in zijn ambacht de burgerlijke zaken en kleine misdrijven te berechten. Indien de g...
Encyclopedie voor Iedereen
vroeger de ambtenaar, die v/d heer eener heerlijkheid de rechtspraak waarnam.
Nederlandse encyclopedie, uitgegeven van 1916-1925.
Baljuw, vertegenwoordiger van den graaf, den landsheer, in een district (baljuwschap of stad); gewoonlijk heette de vertegenwoordiger in de dorpen de schout, tenzij het dorp niet een ambachtsheerlijkheid, maar een hooge heerlijkheid was, dan heette hij baljuw. (Zie HEERLIJKHEID).De b., die crimineele zaken behandelde, had nevens zich welgeboren man...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
m. (-s), voormalig ambtenaar, door den landsheer met de rechtspraak in eene zekere landstreek belast., ook drost geheeten; — SCHAP, o. (-pen), rechtsgebied van een baljuw (verdeeld in schoolambten); ambt eens baljuws.
Nederlandse encyclopedie
Baljuw, afgeleid waarschijnlijk van het oude baal of bael, dat is, hoofd, opperhoofd, in het Fransch bailli, in ’t Engelsch bailliff, van het Nieuw Latijnsch ballivus, is de naam van een ambtenaar, die tot aan het einde der vorige eeuw, belast was, om uit naam van den vorst, den graaf of den heer, di...
Geographisch-woordenboek
het zelfde als het fransche BAILLI. De baljuws werden aanvankelijk, na de 10e eeuw, dooiden graaf van Holland aangesteld; later behoorde het aanstellen van eenen B. tot de heerlijke regten, doch hij vonnisde in naam der Hooge Overheid.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.