balen
(1943) (inf.) ergens meer dan genoeg van hebben; vreselijk het land hebben. Oorspronkelijk vooral soldatentaal, in de vorm 'ergens de balen (tabak) van hebben'. Zie ook: tabak* hebben. Vgl. ook de argotbetekenis van het Franse 'tabac', nl. ellende. Volgens sommige bronnen zuiverde minister van financiën, Piet Lieftinck na de oorlog het geld, w...