Wat is de betekenis van bakken?

1) (19e eeuw) (schol.) zakken voor het examen. In Vlaanderen ook: na de klas in school moeten blijven. • Bakken, w. Tot straf na de klas in de school moeten blijven. (A) Dieën deugeniet van 'ne' jongen moet alle dagen bakken. Al die nie' wijs is, zal over noen en over al moeten bakken. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioti...

bakken - regelmatig werkwoord uitspraak: bak-ken 1. in de oven gaar laten worden ♢ hij heeft een appeltaart gebakken 2. in de koekenpan gaar laten worden ♢ je kunt die gekookte aardappels nog we...

Bakken - 'er niets van bakken': niets presteren.

Vorm van een bereidingswijze.

De bezigheid die ons het dagelijks brood verschaft en die ons dus vooruit brengt. Degene die zelf z’n brood bakt, neemt z’n lot in eigen hand; wie kleine broodjes in de oven doet wil in de waaktoestand een toontje lager zingen. Degene die z’n brood laat bakken, vertrouwt meer op anderen dan op zichzelf.

In Vlaanderen kent men de uitdrukking bakt ze! als verwensing. Bij Conscience kunnen wij lezen: “Bakt ze met smout, uwe genadige Heeren, die uw zweet en bloed in steekspelen en gastmalen verbrassen.” Dit betekent ‘bak uw vergevingsgezinde heren in reuzel, die (het geld van) uw zweet en bloed (van uw arbeid) verbrassen met g...

Nablijven, schoolblijven (als straf); ook: op een vrije (mid)dag voor strafwerk naar school moeten. Afl./Sam.: bakker, leerling die moet schoolblijven; bakstudie, studieperiode op een vrije (mid)dag als strafmaatregel.

Vroeger behoorde bakken tot de sterke werkwoorden: de verleden tijd luidde biek, het verleden deelwoord gebakken. Nu is de verleden tijd bakte, maar het deelwoord is gebakken gebleven, behalve in één bijzondere betekenis. Wanneer men namelijk het werkwoord bakken gebruikt in de betekenis: zakken voor een examen, is het verleden deelwo...

bakken - regelmatig urinoirs (trefpunt van homo’s) bezoeken.