Wat is de betekenis van babok?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

babok

(17e eeuw, vero.) (scheldw.) lomperd of domoor. Terug te vinden in het werk van Hooft en Bilderdijk. Het WNT vermoedt een ontlening aan het Portugees, waar ‘baboca’ in deze zin voorkomt. Het werkwoord ‘babokken’ betekende: ‘als een domoor behandelen’. • Zeker ryk Man voorby een Kooldrager gaande, die 'er zee...

2024-04-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

babok

zeventiende-eeuws scheldwoord voor een lomperd of domoor. Terug te vinden in het werk van Hooft en Bilderdijk. Thans verouderd. Het WNT vermoedt een ontlening aan het Portugees, waar baboca in deze zin voorkomt. Het werkwoord babokken betekende: ‘als een domoor behandelen’... .dat ik aan zulk een babok een letter schryven zou. (Justus...

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Babok

onbeschoft persoon (vero.); domoor (vero.)

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Babok

lomperd

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Babok

m. (-ken), domoor, ruw, onbeschoft mens, lomperd.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

babok

m. babokken (lomperd, domoor).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

babok

('ba:bok) m. (-ken) [msch. Port.] domoor, lomperd. babokkig ('bokkəch) bn. en bw. (-er, -st) dom, lomp.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Babok

m. (-ken), domoor, ruw, onbeschoft mens.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BABOK

m. (-ken), domoor, ruw, onbeschoft mensch, lomperd.