Wat is de betekenis van Babbelaartje?

2024-04-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Babbelaartje

Een babbelaartje is in 1853 voor het eerst opgetekend, in het Vlaamse Boek der Werklieden. 'Alzoo noemen hier sommigen het glazeken gene- ver', zo lezen we daar, 'omdat het inderdaad tot babbelen en raaskallen aanzet.' Ook onlangs is dit woord nog in het Vlaams gesignaleerd. Vergelijk babbelwater.

2024-04-25
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Babbelaartje

Volksnaam "bij Haarlem", volgens opgave voor de Braamsluiper [Schlegel 1854-1858]. Als F naam geeft deze bron op: La babillarde (p.127), maar bij Brisson stond Fauvette babillarde vermoedelijk voor de Tuinfluiter, dit "wegens zyn lieflyk Gezang vermaard" [Houttuyn 1763 p.572]. Mogelijk is de N naam door de F beïnvloed. Voor...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Babbelaartje

o. (-s), een der benamingen voor de braamsluiper (Sylvia curruca).

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Babbelaartje

o. (-s), een der benamingen van de braamsluiper (Sylvia curruca), een kleine zangvogel.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BABBELAARTJE

o. (-s), eene der benamingen voor den braamsluiper (sylvia eurruca).

Gerelateerde zoekopdrachten