baadje
(1618) (<Mal. baju, jasje) (mar.) door officieren gedragen avondkleding; kort jasje met opstaande kraag van de adelborst. • baaitjen, z.n.o. – Verkleinwoord van baai (wollen stof), oorspronkelijk gebezigd om het wollen buisjen, de gewone kleederdracht der matrozen, aan te duiden, en, by toepassing, de gebruikelijke benaming van alle b...