Wat is de betekenis van arresteren?

2023-12-10
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

arresteren

(1984) (bridge) zie 2e citaat. • Zij wilde horen of zuid schoppen kon bieden of anders naar drie sans gaan. Oost, Bakker, ook niet bang uitgevallen, gooide er nog drie harten tussendoor en die had noord graag willen arresteren. (De Telegraaf, 04/02/1984) Arresteren. Van een kaart of van een slag: nemen of aftroeven. (Toine van Hoof: Het Bridg...

2023-12-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

arresteren

arresteren - Werkwoord 1. (ov), (juridisch) van overheidswege in hechtenis nemen De verdachten werden gearresteerd en voor de rechter gesleept. Woordherkomst afgeleid van het Franse arrêter (met het achtervoegsel -eren)


Direct alle 11 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-10
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

arresteren

Van een kaart of van een slag: nemen of aftroeven.

2023-12-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

arresteren

arresteren - regelmatig werkwoord uitspraak: ar-res-te-ren 1. aanhouden en meenemen naar het politiebureau ♢ de dief werd op heterdaad betrapt en gearresteerd Regelmatig werkwoord: ar-res-te-ren ik arresteer ...

2023-12-10
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Arresteren

in hechtenis nemen; beslag leggen

2023-12-10
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Arresteren

gevangennemen; bekrachtigen van besluiten; goedkeuren van notulen,

2023-12-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Arresteren

v., oppakke, opbringe.

2023-12-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Arresteren

(arresteerde, heeft gearresteerd), (<Fr.), 1. in hechtenis nemen, aanhouden; — 2. beslag op een persoon of zijn goederen leggen ; — 3. bij besluit vaststellen: een plan, een artikel arresteren; een stuk arresteren, goedkeuren, voor gezien tekenen; de notulen worden goedgekeurd en gearresteerd.

2023-12-10
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

arresteren

gearresteerd (o.-Fr. arester [Lat. arrestare = tot staan brengen]: in hechtenis nemen, aanhouden; vaststellen, goedkeuren, b.v. notulen).

2023-12-10
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

arresteren

(arres’te:ren) (arresteerde, heeft gearresteerd) [Fr. < Lat ad + restare, blijven. I. Eig. doen blijven nl. 1. aanhouden; een persoon -. 2. beslag leggen op: een schip -. II. Metf. 1. vaststellen: plannen -. 2. voor gezien tekenen: notulen -.

2023-12-10
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

arrestéren

Retinere, retentare. manus iniicere: & Statuere, constituere, decernere.