Wat is de betekenis van ARREN?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

arren

(2007) (Leiden, stud.) arbeiders; proleten. • Ar: arbeider, ofwel Leienaar: inwoner van Leiden die niet studeert. Verzamel-naam: de burgerij. (Studenten ABC in Mare, 06/09/2007) • De studententaal verschilt per studentenstad. Volgens de Groningers wordt vooral in Amsterdam en Leiden veel meer gebrald dan in het Noorden. Was-zink kent de...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

arren

arren - Werkwoord 1. rijden met een ar arren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ar arren - Bijvoeglijk naamwoord 1. datief van het verouderde ar (boos, kwaad), archaïsch|archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukking voorkomt Woordherkomst afgeleid va...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Arren

(arde, heeft geard), met een ar rijden.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

arren

(’arrən) (arde, heeft geard) met een arreslede rijden.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ARREN

(arde, heeft geard), met eene ar rijden.