Wat is de betekenis van armoedig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

armoedig

armoedig - Bijvoeglijk naamwoord 1. van armoede getuigend Trek die armoedige kleren toch eens uit en trek wat leuks aan. De rijke man had altijd armoedige kleren aan, want hij wilde zijn rijkdom niet tonen. Woordherkomst Afgeleid van ar...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

armoedig

armoedig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ar-moe-dig 1. waaruit blijkt dat iemand niet veel geld heeft ♢ het verwaarloosde kind draagt armoedige kleren 2. wie arm is ♢ het is een armoedig gezi...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

armoedig

behoeftig, skamel; gebrekkig; nie veel werd nie.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Armoedig

adj. & adv., earmoedich, ealtsjes, heukerich, skobberich, skeamel, earmelytse; — leven, goarje; zij hebben het erg —, it skaeit der sober by har lâns; — boerderijtje, heukerspultsje (it), diakonijspultsje (it).

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Armoedig

bn. bw. (-er, -st), 1. blijk gevende van de armoede van de bezitter, behoeftig, schamel: een armoedig vertrek; armoedige kleding ; ook : een armoedig leven hebben ; een armoedig gezin, in armoede verkerende ; — 2. fig. van geestelijke waarden: een armoedige kunst, gebrekkig, onoorspronkelijk ; — 3. ni...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

armoedig

bn., bw. (behoeftig; schamel; niet veel waard): een armoedig vertrek; een armoedige taal; er armoedig uitzien; een armoedige 1000 gld.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

armoedig

(ar’moedəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. van armoede getuigend; zijn kunst is leven. 2. klein: een beetje. 3. geringschattend gezegd: een -e tweehonderd frank. Syn. ➝ arm.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)