Wat is de betekenis van armband?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

armband

armband - Zelfstandignaamwoord 1. een sierraad of merkteken dat om de pols of arm gedragen wordt Zij had een prachtig gouden armbandje om haar rechterpols. In het ziekenhuis draagt iedere patiënt een armbandje met zijn naam erop. Woordherko...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

armband

armband - zelfstandig naamwoord uitspraak: arm-band 1. sieraad voor om je pols ♢ toen ik jarig was, kreeg ik een zilveren armband Zelfstandig naamwoord: arm-band de armband de armbanden...

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

armband

armsieraad.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Armband

s., earmbân.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Armband

m. (-en), 1. bandvormig, gewoonlijk metalen sieraad om de arm of pols gedragen, bij ons inz. door vrouwen; — 2. band van stof, al of niet met opschrift als onderscheidingsteken, b.v. van ordebewaarders, van bestellers aan sommige stations; vandaar wel eens: armbanden en kruiers.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

armband

m. armbanden (bandvormig sieraad om de pols, inz. van edel metaal; ook: band om de arm [van bestellers]).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

armband

(’arm) m. (-en; -je) 1. Algm. band om de arm: kruiers met -en. 2. Inz. bandvormig sieraad om de pols geslagen: een gouden, gitten -. Syn. bracelet.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Armband

(Num. 31 : 50; 2 Sam. 1 : 10; Ezech. 16:11; 23 : 42) = armring (Gen. 24 : 22 ; 30 :47; Jes. 3 : 20), een vaak voorkomend sieraad bij de oude volkeren. Twee zware gouden armbanden schonk Abrahams knecht aan Rebekka bij de bron. De bruidegom versierde er zijn bruid mede (Ezech. 16 : 11). Boeleersters schikten zich er mede op (Ezech. 23 : 40; Judith 1...