argot
argot - Zelfstandignaamwoord 1. dieventaal 2. jargon Woordherkomst uit het Frans
Paul Claes, Eric Hulsens (2015)
Franse term voor groepstaal↗ ( jargon, slang), meer specifiek de substandaardtaal, die lexicaal en grammaticaal afwijkt van het strikt beregelde Standaardfrans. Oorspronkelijk was argot de dieventaal, de geheimtaal in het milieu van misdadigers. De middeleeuwse dichter F. Villon gebruikte die voor zijn ‘Ballades en jargon’. Net als bij het Bargoens...
Direct toegang tot alle 19 resultaten over argot?
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr., afl. onbekend] in Fr.: groepstaal van een bep. klasse, spec. van dieven, zwervers e.d.; Bargoens.
Winkler Prins (1949)
Fr.: dieven-, landloperstaal, ook wel: dialect van bepaalde stand of beroep; niet duidelijk te scheiden van jargon. A. wordt ook in de Fr. lit. geregeld ter bereiking van expressie-oogmerken gebezigd.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
is een taal, alleen verstaanbaar voor ingewijden, met het Engelse slang* of cant* en het Duitse Rotwelsch overeenstemmend; dieventaal, taal van bedelaars, landlopers en gauwdieven, ook wel dialect van een bepaalde stand of bepaald beroep. Het argot verschilt van het jargon* daarin, dat het laatste meer tot een bepaalde landstreek beperkt is; echter...
Jozef Verschueren (1930)
(ar’ko:) o. (-s) [Fr. msch. <Lat. ergo, dus, veel gebruikt door hen, die in het Latijn redeneerden en daarom voor niet-geleerden onverstaanbaar spraken] voor oningewijden onverstaanbare taal nl. 1. dieventaal, bargoens. 2. groeptaal.
P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)
is een Frans woord. Het wordt gebruikt om een bepaald soort Frans aan te duiden, dat niet de officiële schrijftaal, maar de door het volk (vooral te Parijs), gebruikte spreektaal is. Als wij zeggen, dat iemand „plat” spreekt, dan zegt de Fransman: „Hij spreekt „argot”.” Daarnaast heeft Argot ook de betekenis...
Fokko Bos (1914)
argot - o., dieventaal, ook: spreektaal in een bepaald beroep;bargoensch; koeterwaalsch;„argotisme”, o.: uitdrukking uit het argot.
J. Kramer (1908)
(fr.; duitsch Rotwelsch, Diebsprache; eng: slang, cant) In het algemeen; het dialect, de bijzondere taal dergenen die er belang bij hebben of er behagen in scheppen elkander mededeelingen te kunnen doen zonder door oningewijden te worden verstaan; in engeren zin: dieventaal.
dr. Jan Romein (1906)
o. Fr., speciale taal der misdadigers, ook: eigenaardige uitdrukkingen van schilders, tooneelspelers enz.; zie ook jargon.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel lid van Ensie en geniet van alle voordelen: