Wat is de betekenis van archipel?

archipel - Zelfstandignaamwoord 1. (verouderd) een eilandenzee 2. (aardrijkskunde) een eilandengroep Woordherkomst Van Archipelagus, de "hoofdzee" van het Oude Griekenland: de Egeïsche zee met zijn vele eilanden. Later verschoof de betekenis van de zee naar de vele eilanden erin.

[v. It. arcipelago, van Gr. archos = aanvoerder, hoofd, en pelagos = zee] oorspr.: zee met veel eilanden (spec. Egeïsche Zee); thans: deze eilanden zelf, groep eilanden, eilandenrijk.

eilandengroep

eilandenzee; de eilanden zelf.

archipel, eilandengroep, -zee.

archipel.

(<Gr.-Lat.), m. (-s), 1. zee waarin een groot aantal eilanden en eilandengroepen niet zeer ver van elkaar verwijderd liggen ; 2. die eilanden zelf: de Griekse, de Oostindische Archipel.

naam voor groep kleine eilanden; Griekse A.: de eilanden in de Aegeïsche Zee; voorts: Indische A.

Archipelagus, wellicht een vervorming van Aigaion Pelagos of Aegaeum pelagus, d.i. Aegaeïsche zee; volgens anderen van Archipelago, d.i. voornaamste zee; in werkelijkheid schijnt de laatste vorm het eerst in de 13de eeuw in Italië te zijn gebruikt en uit de Griekse vorm te zijn afgeleid. Het woord duidt thans een zee aan, welke vele eilan...