appareil
appareil - Zelfstandignaamwoord 1. (kookkunst) mengsel van verschillende ingrediënten
Wiktionary (2019)
appareil - Zelfstandignaamwoord 1. (kookkunst) mengsel van verschillende ingrediënten
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
(foto)toestel, (foto)apparaat In het begin hanteerde hij een klein simpel appareil, en toen hij wat geld gespaard had, kocht hij zowaar een Leica. (Humo) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 2
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. = eig.: toestel] (cul.) compositie, mengsel, massa; spec. mengsel van geklopte eieren, suiker, een vloeistof en aromatische toevoegsels.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
toestel, apparaat; gereedschap, tuig; verband; bouwtrant; toebereidselen, maatregelen, aanstalten; omhaal, uiterlijk(heden), praal, vertoon: appareil plâtré, gipsverband; appareil de la parole, spraakorganen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: