Wat is de betekenis van apodictisch?

2024-03-29
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

apodictisch

"Apodictisch" is een term die afkomstig is uit de filosofie en verwijst naar een uitspraak die onweerlegbaar, onbetwistbaar en onvoorwaardelijk waar is. In de filosofie wordt deze term vaak gebruikt om te verwijzen naar overtuigingen of kennis die als volstrekt zeker wordt beschouwd, zonder ruimte voor discussie of twijfel.

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

apodictisch

Het begrip apodictisch heeft 3 verschillende betekenissen: 1) onweerlegbaar. waar in zichzelf; onweerlegbaar; overtuigend. 2) met stelligheid geponeerd. met al te grote stelligheid geponeerd, alsof het onweerlegbare waarheden zijn; stellig. 3) met stelligheid. met stelligheid; op al te stellige wijze.

2024-03-29
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

apodictisch

met stelligheid gebracht uitspraak [a-po-dik-ties] citaat "In nogal esoterische passages zegt hij te zoeken naar 'een witte plek op de kaart, die ik zelf helemaal mooi leeg mocht zien te houden'. De wereld is 'ingevuld', maar die plek blijft open. Het is niet zelden duister wat Thomése hier schrijft, maar intuï...

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Apodictisch

[Gr. apodeiktikos, van apodeiknumi = ik toon aan] onweerlegbaar, zeer stellig; ook: schoolmeesterachtig; ook: onvoorwaardelijk gebiedend, geen tegenspraak duldend.

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Apodictisch

(apodiktisch) onweerlegbaar; stellig; schoolmeesterachtig

2024-03-29
Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Apodictisch

Zie imperatief, modaliteiten.

2024-03-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Apodictisch

onweerlegbaar, onvoorwaardelijk; op al te stellige wijze.

2024-03-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Apodictisch

stellig, onweerlegbaar.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Apodictisch

(<Gr.), bn. en bw., 1. (phil.) onwederlegbaar, noodzakelijk waar : een apodictisch bewijs, klaar en voldingend bewijs; apodictische kennis; 2. op al te stellige wijze, alsof men de wijsheid in pacht heeft: apodictische uitspraken; hij beslist de kwestiën altijd even apodictisch.